De werkwoordstam vind je door van het hele werkwoord en af te halen.
Wat je overhoudt, is de werkwoordstam of ook wel de stam.
Sommige hele werkwoorden hebben dubbele medeklinkers.
We halen er dan ook één medeklinker af.
Je ziet dat de ruwe stam twee medeklinkers heeft. We noemen dit 'ruw', omdat deze nog verder moet worden bewerkt. In dit geval halen we er een medeklinker af.
Hoe werkt dat nu met werkwoorden waarvan de stam eindigt op een d?
Een werkwoord in de tegenwoordige tijd kan alleen op een d eindigen, als de stam van het werkwoord op een d eindigt.
redden - red, wedden - wed, schudden - schud...
Kijk maar eens naar het werkwoord ‘redden’.
wij, we
jullie
zij, ze
Enkelvoud | Meervoud | ||||
ik jij, je, u hij, zij, het |
red redt redt |
redden redden redden |
Let op: red je / red jij...
Je kunt niet altijd horen of je achter een werkwoord een t moet toevoegen. Als je twijfelt kun je het werkwoord waarvan de stam eindigt op een d vervangen door bijvoorbeeld lopen.
'Jij loopt', eindigt op een t, dus 'jij redt' eindigt ook op een t.
- De ik-vorm krijgt nooit een t.
ik red, ik wed, ik schud, ik bid - Een ander (mens, dier of ding) krijgt altijd een t, behalve als er je of jij achter het werkwoord staat.
red jij, wed jij, schud jij, bid je...