De zwakke werkwoorden veranderen niet van klank in de verleden tijd (vt). Zinnen in de verleden tijd (vt) beschrijven iets wat al is gebeurd.
Ik maakte een tekening. | |
Jij gaapte de hele dag. | |
Laura praatte met haar leerkracht over haar toekomst. | |
Wij speelden de hele dag in het zwembad. | |
Het kind leerde veel van de juffrouw. | |
De kinderen raadden de juiste getallen en wonnen een prijs. |
De werkwoordstam vind je door van het hele werkwoord en af te halen. Wat je overhoudt, is de werkwoordstam of ook wel de stam.
Sommige hele werkwoorden hebben een lange klinker. Om die klinker lang te houden, moet je een extra klinker toevoegen.
→ De ruwe stam: (ik) mak
→ De stam: (ik) maak
Hele werkwoord: spelen - en
→ De ruwe stam: (ik) spel
→ De stam: (ik) speel
Je ziet dat de ruwe stam een korte klinker heeft. We noemen dit 'ruw', omdat deze nog verder moet worden bewerkt. In dit geval willen we de klinker lang houden. We moeten dan nog een extra klinker toevoegen.
Je hebt nu van het hele werkwoord de stam gemaakt. Als je de stam in de verleden tijd zet, kun je horen of je een t of een d moet schrijven.
→ Enkelvoudig verleden tijd: Ik maakte een tekening.
→ Meervoudig verleden tijd: Wij maakten een tekening.
De stam: (ik) speel
→ Enkelvoudig verleden tijd: Ik speelde in het zwembad.
→ Meervoudig verleden tijd: Wij speelden in het zwembad.
De zwakke werkwoorden in de verleden tijd krijgen in het:
Enkelvoud: te of de achter de werkwoordstam (ik-vorm) | |
Ik maakte een tekening. Ik leerde veel van de juffrouw. |
|
Meervoud: ten of den achter de werkwoordstam (ik-vorm) | |
Wij maakten een tekening. Wij praatten met onze leerkracht over onze toekomst. Wij speelden de hele dag in het zwembad. Wij raadden de juiste getallen en wonnen een prijs. |
Soms weet je niet zeker of je te, ten, de of den achter de stam (ik-vorm) schrijft. Je gebruikt dan als ezelsbruggetje ‘t kofschip of ‘t fokschaap.
Let op: De letters o en i van ‘t kofschip en de letters o en aa van 't fokschaap tellen niet mee.
In deze uitleg maken we alleen gebruik van 't kofschip.
Als de stam van een zwak werkwoord eindigt op één van de letters t, k, f, s, ch, p uit
‘t kofschip, dan krijg je in de verleden tijd stam + te of stam + ten.
Dan eindigt het werkwoord op de letter t.
Als de stam van een zwak werkwoord eindigt op een letter die niet in ‘t kofschip voorkomt (dus niet op t, k, f, s, ch, p), dan krijg je in de verleden tijd stam + de of stam + den. Dan eindigt het werkwoord op de letter d.
Hele werkwoord | Zin | Uitleg | |
maken, vt |
Ik ...?... een tekening. |
1.
2.
3.
|
Wat is de stam (ik- vorm)? maak
Is de verleden tijd enkelvoud of meervoud? |
spelen, vt |
Wij ...?... de hele dag
|
1.
2.
3. |
Wat is de stam (ik- vorm)? speel
Vind je de letter l terug in ‘t kofschip?
Is de verleden tijd enkelvoud of meervoud? Meervoud, dus: speelden
|
praten, vt | Laura ...?... met haar leerkracht over haar toekomst. |
1.
2.
3. |
Wat is de stam (ik-vorm)?
Vind je de letter t terug in ‘t kofschip?
Is de verleden tijd enkelvoud of meervoud? Enkelvoud, dus: praatte |
raden, vt |
De kinderen ...?... de
|
1.
2.
3. |
Wat is de stam (ik-vorm)?
Vind je de letter d terug in ‘t kofschip?
Is de verleden tijd enkelvoud of meervoud? Meervoud, dus: raadden |
Let op praat en raad!
We schrijven deze woorden met een dubbele t en een dubbele d in de verleden tijd: praatte /praatten en raadde / raadden.
Je hoort de dubbele t of d niet, maar we schrijven deze wel dubbel in de verleden tijd. Dat komt doordat de stam van praten op een t eindigt: praat. En de stam van raad eindigt op een d: raad.
Wij praten en wij praatten en wij raden en wij raadden klinken hetzelfde, maar wij praten en wij raden staan in de tegenwoordige tijd en wij praatten en wij raadden staan in de verleden tijd).