De werkwoordstam vind je door van het hele werkwoord en af te halen. Wat je overhoudt, is de werkwoordstam of ook wel de stam.
Sommige hele werkwoorden hebben een lange klinker. Om die klinker lang te houden, moet je een extra klinker toevoegen.
Stamregel 2
Hele werkwoord: maken -en
→ De ruwe stam: (ik) mak +a
→ De stam: (ik) maak
Hele werkwoord: spelen -en
→ De ruwe stam: (ik) spel +e
→ De stam: (ik) speel
→ De ruwe stam: (ik) mak +a
→ De stam: (ik) maak
Hele werkwoord: spelen -en
→ De ruwe stam: (ik) spel +e
→ De stam: (ik) speel
Je ziet dat de ruwe stam een korte klinker heeft. We noemen dit 'ruw', omdat deze nog verder moet worden bewerkt. In dit geval willen we de klinker lang houden. We moeten dan nog een extra klinker toevoegen.
jij, je, u, hij, zij, het maakt
Enkelvoud | Meervoud | ||||
ik jij, je, u hij, zij, het |
maak maakt maakt |
wij, we jullie zij, ze |
maken maken maken |
Let op: maak je / maak jij...
Onthouden
- De ik-vorm krijgt nooit een t.
ik maak, ik loop, ik speel, ik gaap - Een ander (mens, dier of ding) krijgt altijd een t, behalve als er je of jij achter het werkwoord staat.
maak jij, loop jij, speel jij, gaap je…
Let op! Werkwoorden waarvan de stam eindigt op een t, krijgen geen extra t! (meten - meet)