De hele werkwoorden staan in de tegenwoordige tijd in het meervoud.
Ze eindigen meestal op en en soms op n.
Hele werkwoorden
fietsen, werken, hangen, duwen, bouwen...
De hele werkwoorden kunnen we vervoegen. Kijk maar eens naar het werkwoord fietsen. |
Werkwoord 'fietsen' vervoegen
fietsen, tt | ||
ik | fiets | |
jij, je, u | fietst | |
hij, zij, het | fietst | |
fiets | jij? | |
wij, we | fietsen | |
jullie | fietsen | |
zij, ze | fietsen |
Onthouden
- De ik-vorm krijgt nooit een t.
ik werk, ik fiets, ik gooi, ik luister - Een ander (mens, dier of ding) krijgt altijd een t, behalve als er je of jij achter het werkwoord staat.
werk jij, fiets jij, gooi jij, luister je…
Onthouden
Voor het hele werkwoord kun je bijna altijd Ik kan zetten.
Ik kan werken. Ik kan fietsen. Ik kan hangen. Ik kan duwen. |
Ik kan springen. Ik kan snoepen. Ik kan wandelen. Ik kan toveren. |
Hoe werkt dat nu met werkwoorden waarvan de stam eindigt op een d?
Onthouden
Een werkwoord in de tegenwoordige tijd kan alleen op een d eindigen, als de stam van het werkwoord op een d eindigt.
worden - word, vinden - vind, branden - brand...
Kijk maar eens naar het werkwoord ‘worden’.
Werkwoord 'worden' vervoegen
worden, tt | ||
ik | word | |
jij, je, u | wordt | |
hij, zij, het | wordt | |
word | jij? | |
wij, we | worden | |
jullie | worden | |
zij, ze | worden |
Je kunt niet altijd horen of je achter een werkwoord een t moet toevoegen. Als je twijfelt kun je het werkwoord waarvan de stam eindigt op een d vervangen door bijvoorbeeld lopen.
'Jij loopt', eindigt op een t, dus 'jij wordt' eindigt ook op een t.