Als je de verleden tijd (vt) gebruikt dan zeg je dat er iets al is gebeurd.
De sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd.
Sterke werkwoorden
worden (tt) - werden (vt) - geworden (vd)
zingen (tt) - zongen (vt) - gezongen (vd)
lopen (tt) - liepen (vt) - gelopen (vd)
kijken (tt) - keken (vt) - gekeken (vd)
lezen (tt) - lazen (vt) - gelezen (vd)
Er zijn veel sterke werkwoorden. Deze werkwoorden moet je gewoon onthouden.
Ezelsbruggetje
Een zwak werkwoord is te zwak om van klank te veranderen.
Een sterk werkwoord is sterk genoeg om van klank te veranderen.