De werkwoordstam vind je door van het hele werkwoord en af te halen. Wat je overhoudt, is de werkwoordstam of ook wel de stam.
De stam van hele werkwoorden kun je op verschillende manieren vinden.
4 | Stamregel 4: De f verandert in de v en de s verandert in de z |
Er kunnen hier twee dingen gebeuren:
- De ruwe stam van het hele werkwoord eindigt op een v of een z. Die verander je naar de f of de s.
- De ruwe stam van het hele werkwoord kan een korte klinker hebben. Om die klinker lang te houden, moet je een extra klinker toevoegen.
Stamregel 4
Hele werkwoord: blazen -en
→ De ruwe stam: ik blaz-z +as
→ De stam: ik blaas
Hele werkwoord: durven -en
→ De ruwe stam: ik durv-v +f
→ De stam: ik durf
→ De ruwe stam: ik blaz-z +as
→ De stam: ik blaas
Hele werkwoord: durven -en
→ De ruwe stam: ik durv-v +f
→ De stam: ik durf
Sommige hele werkwoorden hebben in een v of een z in het woord staan. De ruwe stam eindigt dan op de v of de z. We noemen dit 'ruw', omdat deze nog verder moet worden bewerkt. Die verander je naar de f of de s.
Soms heeft de ruwe stam een korte klinker. In dit geval willen we de klinker lang houden. We moeten dan nog een extra klinker toevoegen.