Terug

Zet de woorden in het meervoud en zet ze in de goede zin [1]

Zet de woorden in het meervoud en zet ze in de goede zin [1]

 

Kies uit: munt - heks - land - jurk - paard

Let op: je mag de woorden maar één keer gebruiken!

 

  1. De paarden lopen in de wei.
  2. Mijn opa en oma zijn al in tien verschillende  landen geweest.
  3. In de kledingwinkel hangen allemaal verschillende  jurken .
  4. Ik heb al veel  munten in mijn spaarpot zitten.
  5. De heksen dansen om hun ketel.